Thema: Kwaliteit van de WMO

 

Vraag: 

Toen ik een jaar geleden bij de gemeente Etten-Leur kwam werken om impulsen te geven aan de kwaliteit van de WMO, vanuit het aspect van huishoudelijke ondersteuning, leek het vooral te gaan om het creëren van een papieren werkelijkheid die klopte: financieel en beleidsmatig. Ik kwam erachter dat niet de behoefte van mensen centraal stond, maar een papieren waarheid, de systeemwereld moest kloppen. Door mijn nauwe contacten met de cliënten kwam ik erachter dat noch mijn eigen beleidsafdeling, noch de uitvoerenden van de zorgaanbieder op de hoogte waren van de situatie waarin met name de kwetsbare mensen verkeerden. Mijn kernvraag is dus hoe kunnen we de leefwereld centraal stellen in plaats van de systeemwereld.

 

Leerervaring:

“Ik ben zeer geïnspireerd geraakt door deze leercirkel. Daar waar ik mijzelf in aanvang misschien wat ongemakkelijk voelde (leercirkel voor leiderschap en talentontwikkeling….is dat iets voor mij, ik heb nooit leiding gegeven?), begreep ik al vrij snel dat een ieder persoonlijk leiderschap kan tonen in zijn/haar werk. De leercirkel was iedere week zeer inspirerend maar soms zeker ook verwarrend. “Heilige huisjes” en zekerheden worden omver geschopt of ter discussie gesteld en voor iemand als ik, die wel vaart bij zekerheden en een vertrouwde, veilige omgeving, was dat soms even wennen. De overheid/ gemeente als beheersende organisatie zal een omslag moeten maken naar een meer faciliterende organisatie in een netwerksamenleving die al lang en breed aan de gang is.

Ik heb geleerd los te durven laten en onbekende wegen in te slaan, terwijl ik soms de weg naar het einddoel nog niet ken. Dit is spannend maar zeker uitdagend. Ik merk dat ik dit niet alleen kan, dus ik zoek collega’s om mij heen die hierin met me meegaan.

Wat zou het fijn zijn als iedere collega de kans krijgt deze leercirkel te volgen. Alleen kun je dat steentje niet aan het rollen krijgen, dat moeten we samen doen.

Het belangrijkste wat ik geleerd heb, is misschien wel dat je regelmatig moet/mag afvragen: “waarom doe ik wat doe, en doen wij wat we doen. Wat is de bedoeling hiervan en wat is de overkoepelende visie. En hebben we wel allemaal dezelfde visie”.  Vooral dat laatste vind ik erg belangrijk, in een samenwerkingsverband (netwerkorganisatie) maar zeker ook binnen mijn eigen organisatie”.

 

Bijdrage aan organisatie:

“In mijn dagelijkse werk kan ik hiermee meteen aan de slag. Ik durf de vraag over wat we eigenlijk aan het doen zijn en waarom, keer op keer te stellen. Ik ben positief kritisch richting mijn eigen werkzaamheden. Ik heb het grotere geheel beter in beeld en zeker ook de verbanden onderling (binnen eigen organisatie en daarbuiten). Ik kan hierdoor gerichter invloed uitoefenen.

Ik ben mij er van bewust dat we als gemeente meer naar buiten gericht moeten zijn, de burger ontmoeten en meenemen in de ontwikkelingen, “buiten spelen”. Voor mijn eigen afdeling (Wmo) is dit al aan de orde (immers consulenten Wmo leggen dagelijks veel huisbezoeken af). Maar het meenemen van de burger in die nieuwe ontwikkelingen kan zeker nog beter.

Ik wil horen bij de vooroplopers die het onbekende aangaan”.

Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Post comment